Een Filozoo-fisch gesprek voer je in een kring : iedereen moet elkaar kunnen horen en zien. De leerkracht kruipt in een andere rol en focust zich op het stellen van verdiepende vragen in plaats van antwoorden te geven. De nadruk ligt niet op 'juist' of 'fout', elk idee is een onderzoek waard.
Een gedeelde ervaring (experiment, observatie, film, uitstap...) leidt tot een filosofische startvraag. Daarna gaan we met de denkdieren op onderzoek. Al verwonderend, argumenterend, twijfelend en onderzoekend gaan we op pad. De gespreksleider leidt dit proces in goede banen door vragen te stellen die het denken en het onderzoeken van de kinderen stimuleren.
De Filozoo- dieren ondersteunen de gespreksleider:
Filokikker: Wat vraag jij je nog af? Welke grote vraag heb je in je hoofd?
Argumenteerbeer : Kan je dat aantonen? Waarom denk je dat?
Twijfelschaap : Denk je dat of weet je dat? Ben je dat zeker? Is het altijd zo?
Kenniskonijn: Kan je dat uitleggen? Wat weten we al? Wat wil je nog weten?
Exploraf : Hoe kunnen we dat onderzoeken?
Filosoferen eindigt doorgaans met meer vragen dan antwoorden. Je kan afsluiten met een vragenronde. Het is zinvol om de vragen die blijven liggen te noteren in een schriftje voor een volgende keer. Daarna kan je afsluiten met een metagesprek. Kinderen kunnen dan vertellen hoe ze de denksessie ervaren hebben. Dit is belangrijk omdat emotionele verhoudingen in een groep vaak vertaald worden in inhoudelijke kwesties : 'Vonden ze het leuk, niet leuk, interessant, hoofdpijn, zin in 'nog een keer?'
Het filosofische proces stopt meestal niet na een sessie. Sommige vragen en denksporen blijven nog nazinderen. Daarom is het interessant om een doe- opdracht (experiment, tinkering- activiteit, tekening...) te koppelen aan de sessie.